Onderzoek naar de effecten van mediageweld wordt vaak gedaan aan de hand van vragenlijsten. Dan is het belangrijk om te weten hoe blootstelling aan mediageweld het beste gemeten kan worden. In het laatste CcaM-onderzoek van Karin Fikkers, Jessica Piotrowski en Patti Valkenburg blijkt dat de eigen inschatting van jongeren over hun dagelijkse dosis kijk- en gamegeweld het meest geschikt is.
Fikkers en collega’s vergeleken in dit onderzoek drie methoden die veelvuldig in eerdere studies zijn gebruikt namelijk, (1) een directe inschatting die jongeren maken van de tijd die zij aan gewelddadige games ofwel televisieprogramma's en films besteden, (2) een analyse van de drie favoriete games en televisieprogramma’s, waarbij jongeren de hoeveelheid geweld aangeven en (3) eenzelfde analyse van de favoriete gewelddadige games ofwel film- en televisieprogramma’s met behulp van de Kijkwijzer- en PEGI, het internationale leeftijdsclassificatiesysteem voor games.
Waar het gaat om het meten van geweld in games, bleken alle drie de instrumenten betrouwbaar en valide te zijn. Voor televisie- en filmgeweld ging dit echter alleen op voor de directe tijdsinschatting die jongeren zelf maken. Mediageweld-onderzoekers kunnen daarom het beste dit laatste meetinstrument gebruiken.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder 238 Nederlandse jongeren tussen de 10 en 14 jaar. Deze adolescenten vulden zowel vragenlijsten met de drie soorten meetinstrumenten als twee mediadagboeken in. Alle genoemde titels werden beoordeeld op de aanwezigheid van geweld aan de hand van de Kijkwijzer en PEGI-systeem.
Via onderstaande link kunt u het onderzoeksartikel lezen:
Fikkers, K.M., Piotrowski, J.T., & Valkenburg, P.M. (2015). Assessing the reliability and validity of television and game violence exposure measures. Communication Research. Advance online publication.